|
|
Er waren eens een koning en een
koningin. Ze woonden in een mooi groot kasteel en in hun tuin groeiden de
mooiste en de grootste rozen van de hele omgeving. Op een dag kregen ze een
dochtertje. Ze noemden haar Doornroosje, omdat de koningin dol was op de rozen
die in de tuin groeiden. Ze waren heel blij met haar en daarom gaven ze een
feest waarop iedereen uit de wijde omtrek mocht komen. Ook waren er twaalf feeën
uitgenodigd. De dertiende fee, was een slechte fee. Die nodigden ze niet uit,
want ze waren bang dat ze het kindje pijn zou doen. Op het feest kwamen dus heel veel mensen. Iedereen nam een cadeautje mee voor de baby. De twaalf feeën hadden elk een speciale wens voor de prinses. De een wenste schoonheid, de volgende goede manieren en de derde wenste liefde. Zo deden ze alle elf hun wens, op één fee na.
|
Doornroosje werd snel ouder.
Vlak voor haar 18de verjaardag zwierf ze door het kasteel. In een van de
torens, waar ze nog nooit geweest was, kwam ze in een oude torenkamer.
Deze werd niet meer gebruikt, maar nu zat er een oud vrouwtje. Ze deed
iets wat Doornroosje nog nooit gezien had. Daarom vroeg Doornroosje: 'Wat
bent u aan het doen?' Het oude vrouwtje antwoordde: 'Ik spin, mijn kind.' 'Mag ik het ook eens proberen?' vroeg Doornroosje. 'Natuurlijk.' Zei het oude vrouwtje en gaf de spoel aan Doornroosje. Doornroosje vond het erg moeilijk om te spinnen. Al snel prikte ze zich. 'Wat ben ik ineens moe!' zei Doornroosje en ze viel in slaap. Direct viel ook het hele kasteel in slaap. Het oude vrouwtje lachte gemeen en veranderde in de gemene fee. Ze ging weg door het slapende kasteel.
|
Over de jaren groeiden
alleen de rozen door. Het hele kasteel groeide vol rozen en de mensen in
de buurt vergaten dat er ooit een kasteel was geweest. Na honderd jaar kwam er een knappe prins. Hij vroeg zich af wat er achter het enorme rozenbos zou zitten en begon met zijn zwaard de rozen weg te kappen. Het was vermoeiend werk, maar na een paar dagen kwam hij bij de ingang van het kasteel. Daar vond hij twee wachten, maar ze sliepen beiden. Terwijl hij door het kasteel liep, kwam hij nog meer slapende mensen tegen. Na een poosje kwam hij in de torenkamer waar Doornroosje lag. Hij vond haar heel mooi en daarom gaf hij haar een kus. Doornroosje werd wakker en alle andere mensen in het kasteel ook. Terwijl de Prins en Doornroosje naar beneden liepen krompen de rozenstruiken totdat ze net zo waren als honderd jaar daarvoor. Snel daarna gingen ze trouwen en ze leefden nog lang en gelukkig. |
|