Er was eens een weduwe, die
twee dochters had; de ene was mooi en vlijtig, de andere lelijk en lui.
Maar zij hield veel meer van de lelijke en luie omdat deze haar
echte dochter was en de andere een stiefdochter. De stiefdochter moest al
het werk doen. Het arme meisje moest iedere dag op de grote weg bij een
waterput gaan zitten en zoveel spinnen dat het bloed uit haar vingers
liep. Op een keer zat de spoel helemaal onder het bloed en zij bukte
zich over de put om de spoel af te wassen. Tijdens het spoelen liet zij de
spoel vallen en deze verdween in het donkere water van de put. Het meisje
huilde en liep naar haar stiefmoeder en vertelde haar van het ongeluk.
Deze werd heel erg kwaad en zei: "Als jij je spoel er in hebt laten vallen
moet jij hem er ook maar weer uithalen."Toen ging het meisje terug naar de
put en in haar grote angst sprong zij in de put om de spoel te zoeken.
Zij raakte bewusteloos en toen zij weer bij kwam, was zij op een mooie
weide waar de zon scheen en duizenden bloemen stonden. Toen ze begon te
lopen, kwam zij bij een oven vol brood; het brood riep: "O, haal mij er
uit, haal mij er uit, anders verbrand ik; ik ben allang gaar." Zij ging er
snel naar toe en haalde alles er achter elkaar uit. Daarna liep zij
verder en kwam bij een boom die vol appels hing en de boom
riep haar toe: "O. schud mij, schud mij, mijn appels zijn allemaal
rijp."Toen schudde zij de boom zodat de appels naar beneden vielen
en zij bleef schudden tot er niet één meer in hing. En toen zij ze
allemaal op een hoop bij elkaar had gelegd ging zij weer verder. Tenslotte
kwam zij bij een huisje waaruit een oude vrouw naar buiten keek. Maar
omdat zij er zo eng uit zag met haar grote gele tanden, werd
het meisje bang en wilde snel door lopen. De oude vrouw riep haar
echter na: "Waarom ben je bang, kindlief? Blijf bij mij.... als je
mijn huis netjes wilt maken, zal ik je goed belonen.
Je moet er alleen voor zorgen dat je mijn bed goed opmaakt en het goed
opschudt zodat de veren in het rond vliegen, dan sneeuwt het op de aarde!
Ik ben Vrouw Holle."Omdat de vrouw haar zo vriendelijk toesprak, was het
meisje niet meer bang en ging haar in huis helpen. Zij deed alles prima
naar de wens van Vrouw Holle en schudde haar bed altijd zo goed op, dat de
veren als sneeuwvlokken in het rond vlogen. In ruil daarvoor had zij
dan ook een goed leven bij haar en er werd nooit meer op haar gescholden
en ze at iedere dag alles wat maar lekker was. Toen zij een tijdje bij
Vrouw Holle was kreeg zij heimwee. Ondanks, dat zij het hier veel beter
had dan thuis wilde ze toch graag weer terug.
Ze vertelde aan Vrouw Holle, dat ze weer graag naar boven wilde naar
haar familie. Vrouw Holle zei: "Het doet mij plezier dat je weer naar huis
verlangt en omdat je mij zo trouw hebt geholpen, zal ik je zelf weer
naar boven brengen." Daarop pakte zij haar bij de hand en bracht haar tot
voor een grote poort. De poort ging open en precies toen het meisje
eronder stond viel er een regen van goud neer en al het goud bleef aan
haar hangen, zodat zij er helemaal mee bedekt was.
"Dat mag je hebben omdat je zo vlijtig bent geweest," sprak Vrouw Holle en
gaf haar ook de spoel terug die in de put was gevallen. Daarna ging de
poort dicht en het meisje bevond zich weer boven, op de aarde, niet ver
van het huis van haar moeder. Toen zij het erf opkwam zat de haan op
de put en riep: "Kukeleku, Terug is onze gouden jonkvrouw nu." Toen ging
zij naar binnen naar haar moeder en omdat zij daar zo met goud bedekt
aankwam werd zij door haar en door haar zus goed ontvangen. Het meisje
vertelde alles wat er gebeurd was en toen haar moeder hoorde hoe zij aan
dat goud was gekomen, wilde zij haar andere, lelijke en luie dochter graag
hetzelfde geluk bezorgen. Zij moest nu bij de put gaan zitten spinnen. Om
haar spoel met bloed te bevlekken haalde zij haar hand langs een
doornhaag. Daarna gooide zij de spoel in de put en sprong er zelf meteen
achterna. Ook zij kwam op de mooie weide en volgde hetzelfde pad. Toen zij
bij de oven kwam riep het brood weer: "O, haal mij eruit, haal mij eruit,
anders verbrand ik, ik ben allang gaar."
Het luie meisje antwoordde echter: "Denk je dat ik zin heb om mij vuil te
maken!" En liep snel verder. Toen kwam zij bij de appelboom die
riep: "O, schud mij, schud mij, mijn appels zijn allemaal rijp." Zij
antwoordde echter: "Nee ik heb geen tijd," En met die woorden liep zij
verder.
Toen zij voor het huis van Vrouw Holle kwam was zij niet bang, omdat zij
al alles over haar uiterlijk en grote tanden had gehoord en zij trad bij
haar in dienst. De eerste dag probeerde zij zo vlijtig mogelijk te zijn en
gehoorzaamde Vrouw Holle meteen als deze haar iets opdroeg. Zij
dacht aan al het goud dat ze haar zou schenken. De tweede dag begon zij
al te luieren, de derde dag nog meer, want toen wilde zij 's morgens
helemaal niet meer opstaan. Zij maakte het bed van Vrouw Holle niet op
zoals het hoorde en zij schudde het niet zodat de veren eruit vlogen. Daar
kreeg Vrouw Holle gauw genoeg van en zei haar de dienst op. Dat stond het
luie meisje wel aan en dacht dat nu de goudregen snel zou komen. ook haar
bracht Vrouw Holle naar de poort.
Toen zij daar echter onder stond werd er in plaats van goud een grote
ketel vol teer over haar uitgestort: "Dat is de beloning voor je
diensten," zei Vrouw Holle en zij deed de poort dicht. Toen kwam het luie
meisje thuis, helemaal met teer bedekt, waardoor de haan op de
put riep: "Kukeleku, terug is onze vuile jonkvrouw nu." De teer bleef
echter aan haar kleven en zo lang zij leefde ging het er niet meer af! Zo
werd haar luiheid beloond........
|